Wat is diabetes?
Diabetes (suikerziekte in de volksmond) is een chronische, niet geneesbare aandoening.
Bij diabetes produceert de pancreas of alvleesklier onvoldoende insuline of is het lichaam ongevoelig voor het effect van insuline. Hierdoor wordt suiker (glucose) vanuit de voeding onvoldoende opgenomen in de verschillende cellen om daar als energiebron te dienen. Daardoor stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed (hyperglycemie) en ontstaan er verschillende klachten.
Deze ziekte komt frequent voor over de hele wereld. Het aantal nieuwe patiënten met diabetes neemt sterk toe, ook in België. Men schat dat België meer dan 450 000 diabetespatiënten telt , waarvan 80 tot 90% aan type 2-diabetes lijden. Daarnaast zouden er naar schatting nog eens zo’n 300.000 mensen zijn die de ziekte hebben, maar zich daar helemaal niet van bewust zijn. Deze mensen laten zich dus niet behandelen wat het risico op gezondheidsproblemen vergroot. Door de vergrijzing zal het aantal mensen met de ziekte de komende jaren steeds groter worden. Dit omdat de vorm die het meest frequent voorkomt, nl. diabetes type II, vooral op relatief oudere leeftijd ontstaat.
Een vroegtijdige opsporing van patiënten met diabetes type 2 is dus noodzakelijk. Er wordt dan ook een gerichte screening aangeraden bij patiënten met een duidelijk verhoogd risico op diabetes type 2.
Volgende risicogroepen verdienen aandacht:
- personen met een voorgeschiedenis van stoornissen in het bloedsuikergehalte (vb: zwangerschapsdiabetes of stress-hyperglykemie bij heelkundige ingreep);
- personen die behandeld worden met medicatie zoals corticoïden, bepaalde neuroleptica (vb. risperdone, olanzapine), protease-inhibitoren (geneesmiddelen gebruikt bij AIDS);
- personen die lijden aan een bepaalde aandoeningen die diabetes kunnen veroorzaken (pancreaslijden, alcoholisme);
- personen vanaf 45 jaar bij wie diabetes type 2 bij eerstegraadsverwanten voorkomt;
- personen vanaf 45 jaar met kenmerken van het metabool syndroom (zoals gestoorde glykemie, hoge bloeddruk, obesitas en stoornissen in vet- en cholesterolgehalte);
- personen vanaf 65 jaar, ongeacht of er bijkomende risicofactoren zijn;
- personen met klachten of symptomen die wijzen op diabetes type 2 (dorst, terugkerende urogenitale infecties, tekenen van diabetescomplicaties).
Lees meer
Lees minder
Welke soorten diabetes zijn er?
Diabetes ontstaat door een tekort aan insuline, of doordat je lichaam minder gevoelig is voor insuline. Insuline is een hormoon dat wordt gemaakt in de alvleesklier en dat ervoor zorgt dat de lichaamscellen suiker uit het bloed opnemen.
Er zijn verschillende vormen van diabetes:
- type 1 diabetes
Bij type 1 diabetes maakt de alvleesklier nauwelijks insuline. Deze vorm komt vanaf de kinderleeftijd voor. Daarom werd deze vorm vroeger ook wel ‘jeugddiabetes’ genoemd. De ziekte ontstaat doordat de alvleesklier te weinig insuline maakt. Iemand met type I diabetes is daarom afhankelijk van een levenslange insulinebehandeling.
- type 2 diabetes
bij type 2 diabetes maakt de alvleesklier te weinig insuline en/of zijn de lichaamscellen minder gevoelig voor insuline. Deze vorm ontstaat meestal pas na het veertigste jaar, maar komt ook steeds vaker voor op jongere leeftijd, met name bij mensen die te dik zijn.
Dit type diabetes werd vroeger ook wel 'ouderdomsdiabetes' genoemd. Maar aangezien de aandoening de laatste jaren steeds op jongere leeftijd voorkomt (40+), met name bij personen die te dik zijn, is deze term wat achterhaald. Zo’n 90% van alle diabetespatiënten lijdt aan deze vorm van de ziekte. De alvleesklier maakt meestal nog wel insuline, (zij het wel steeds minder en minder) maar de werking ter hoogte van de cellen is onvoldoende (insuline ongevoeligheid = insulineresistentie). Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel van het bloed.
- zwangerschapdiabetes
Zwangerschapsdiabetes ontstaat in de tweede helft van de zwangerschap en uit zich via een stijging van de bloedsuikerspiegel. Deze vorm van diabetes doet zich alleen voor tijdens de zwangerschap onder invloed van hormonale veranderingen. Na de bevalling verdwijnt de diabetes meestal binnen 24 uur.Alle zwangeren worden systematisch gescreend op zwangerschapsdiabetes tijdens de raadpleging. Deze testen (glucose-challenge test en/of orale glucosetolerantietest) worden uitgevoerd tussen een zwangerschapsduur van 24 en 34 weken. In deze periode is de kans op zwangerschapsdiabetes namelijk het meest uitgesproken.Vrouwen die tijdens hun zwangerschap een verhoogd suikergehalte hadden, lopen meer kans om ook op latere leeftijd diabetes type II te ontwikkelen. Daarom laten ze zich best regelmatig nakijken eens de 40 jaar gepasseerd.
Lees meer
Lees minder
Vroegtijdige opsporing is belangrijk!
Een vroegtijdige opsporing van patiënten met diabetes type 2 is dus noodzakelijk. Er wordt dan ook een gerichte screening aangeraden bij patiënten met een duidelijk verhoogd risico op diabetes type 2.
Volgende risicogroepen verdienen aandacht:
- personen met een voorgeschiedenis van stoornissen in het bloedsuikergehalte (vb: zwangerschapsdiabetes of stress-hyperglykemie bij heelkundige ingreep);
- personen die behandeld worden met medicatie zoals corticoïden, bepaalde neuroleptica (vb. risperdone, olanzapine), protease-inhibitoren (geneesmiddelen gebruikt bij AIDS);
- personen die lijden aan een bepaalde aandoeningen die diabetes kunnen veroorzaken (pancreaslijden, alcoholisme);
- personen vanaf 45 jaar bij wie diabetes type 2 bij eerstegraadsverwanten voorkomt;
- personen vanaf 45 jaar met kenmerken van het metabool syndroom (zoals gestoorde glykemie, hoge bloeddruk, obesitas en stoornissen in vet- en cholesterolgehalte);
- personen vanaf 65 jaar, ongeacht of er bijkomende risicofactoren zijn;
- personen met klachten of symptomen die wijzen op diabetes type 2 (dorst, terugkerende urogenitale infecties, tekenen van diabetescomplicaties).
Lees meer
Lees minder
Hoe herken ik diabetes?
De eerste tekenen van diabetes zijn vaak (maar niet noodzakelijk altijd!) zweten, duizeligheid, geregeld dorst hebben en meer dan gewoonlijk moeten urineren. Dit kan erop wijzen dat uw bloedsuikerspiegel te hoog is. Men spreekt van 'hyperglycemie'.
Hyperglycemie
Hyperglycemie (een ‘hyper’ in de volksmond) betekent dat er teveel suiker in het bloed zit (250 mg/dl of hoger). In het algemeen is dit een aanwijzing dat de diabetes niet goed onder controle is. Een hyperglycemie kan optreden als er minder insuline is gespoten dan nodig of als er gedurende een periode meer is gegeten dan gebruikelijk. Minder lichaamsbeweging leidt ook tot meer glucose in het bloed. Infectieziekten (griep) en andere aandoeningen, psychische en lichamelijke stress (operatie, ongeval) en bepaalde geneesmiddelen kunnen uw bloedglucose eveneens verhogen wanneer niet aan de toegenomen behoefte aan insuline wordt voldaan. Ook als insuline niet op de juiste wijze wordt geïnjecteerd, kunnen er verschijnselen optreden die lijken op het begin van de ziekte: grote dorst, veel plassen, vermoeidheid, gewichtsvermindering, droge tong. Herken je deze symptomen, controleer dan je bloedsuiker, drink veel en stop nooit met de behandeling van insuline spuiten of tabletten slikken. Personen die tabletten gebruiken mogen niet zomaar een extra tablet innemen!
Bij een extreem hoge bloedsuikerspiegel en/of braken, waarschuw je best je arts. Wanneer een hyper lang duurt, kunnen ernstige ontregelingen optreden. Hiervan kan je in een coma raken. Het is dus belangrijk maatregelen te nemen zodra je klachten hebt!
Heb je regelmatig last van hyperglycemieën, bespreek dit dan met je arts en/of verpleegkundige. Misschien is er een aanpassing nodig van je voedingspatroon of medicatieschema.
Hypoglycemie
Hypoglycemie (een ‘hypo’ in de volksmond) betekent dat de bloedsuikerspiegel te laag is (minder dan 70 mg/dl). Dit kan optreden tijdens de behandeling met insuline of tabletten. Een hypoglycemie kan ontstaan doordat:
- er een (relatief) te veel is aan insuline als je injecteert of tabletten gebruikt die insuline stimuleren.
- er een te lage aanvoer is van suiker (bv. te laat beginnen met eten na innemen van tabletten of toedienen van insuline)
- er een verhoogd suikerverbruik is (bv. sporten)
Een hypo kan worden herkend aan de hand van volgende tekenen:
- lichte hypo: honger, beven, zweten, concentratieproblemen, duizeligheid, hartkloppingen, wazig zicht, hoofdpijn, tintelingen van voeten, handen, lippen, tong
- matige hypo: bleekheid, sufheid, vreemd en/of agressief gedrag, wisselend humeur, verwardheid
Bij een hypo is een snelle inname van ‘snelle koolhydraten’ noodzakelijk. Doorgaans zijn 2 à 3 druivensuikers aangewezen, een andere mogelijkheid is ½ glas frisdrank (geen light!!). Wanneer de geplande maaltijd in aantocht is, kan je die al na een 10-tal minuten nuttigen. Als de hypo echter tussendoor of nachtelijk voorkomt, vul je veiligheidshalve aan met traagwerkende koolhydraten (bv. brood, pasta, rijst). Hercontrole is nodig want een hypo kan aanslepen.
Een snelle daling van de bloedsuiker kan ervoor zorgen dat je de waarschuwingssymptomen mist en niet meer in staat bent op tijd een ‘snelle suiker’ in te nemen. Je hebt dan iemand anders nodig om je bloedglucosespiegel terug te verhogen. Het is dus belangrijk dat je je familie en vrienden laat weten dat je aan diabetes lijdt en uitlegt hoe ze je kunnen helpen in geval van een ernstige hypo. Bij bewusteloosheid mag eten of drinken niet in de mond gestoken worden, er bestaat immers het gevaar van verslikking. Een glucagon inspuiting (Glucagen®) is dan de juiste oplossing. In deze (zeldzame) situaties moet de arts ook bijgeroepen worden voor het geval de situatie niet zo snel verbetert als verwacht.
Een enkele keer een hypo of hyper kan geen kwaad. Heb je er regelmatig last van dan is je behandeling waarschijnlijk niet helemaal de juiste. Bespreek dit met je arts en/of verpleegkundige. Ook bij je apotheker kan je altijd met je vragen terecht.
Lees meer
Lees minder
Hoe wordt diabetes behandeld?
Diabetes is (nog) niet te genezen, wel te behandelen. Wie zich zorgvuldig houdt aan het behandelschema kan een relatief normaal leven leiden. Daarenboven is ook een gezonde levensstijl uirtermate belangrijk om de ziekte in te perken.
- Hou je gewicht onder controle.
- Rook niet.
- Beweeg regelmatig. Een half uurtje per dag is gewenst.
- Beperk vet- en alcoholgebruik.
Er zijn verschillen in de behandeling van de verschillende vormen van diabetes.
Bij type I diabetes maakt het lichaam geen insuline meer aan. Mensen met type I diabetes moeten zichzelf hun leven lang insuline injecteren. Dit gebeurt meestal met een insulinepen. Deze pen heeft een heel fijn naaldje en een vulling met insuline. Sommige insulines werken snel en kort, anderen juist langer. In overleg met de arts wordt de juiste behandeling vastgesteld, afgestemd op iemands specifieke situatie.
Voor sommige mensen is zelf injecteren niet de geschikte behandeling. Een insulinepomp kan dan een oplossing zijn. Via dit apparaatje wordt telkens een klein beetje insuline via een slangetje afgegeven aan het lichaam.
Enkele instructies voor juist insulinegebruik:
|
- Bewaring:
ongeopende verpakkingen van insuline kan je ten minste drie jaar bewaren als je ze op een koele plaats (tussen 2 en 8°C) legt. Voor alle insulines geldt dat ze niet mogen bevriezen. Wanneer een cartouche in een pen is gebracht, kan je deze tot 4 weken erna gebruiken en bewaren op kamertemperatuur. Een insulinepreparaat dat in gebruik is, leg je zelfs beter niet telkens opnieuw in de koelkast. Zo vermijd je temperatuurschommelingen.
- Toediening:
insuline moet je subcutaan (= onder de huid) toedienen in je been, bil of buik. Sommige insulinevormen zijn troebel van uitzicht. Bij deze moet je de flacon of pen ten minste 10 maal zwenken voor inspuiting. Als je dit niet doet zal er een groot verschil zijn in effect tussen de eerste en de laatste milliliters van de gebruikte flacon. Bij de inspuiting moet je na volledig indrukken van de spuit 10 seconden wachten voordat je de naald terugtrekt. Zo ben je zeker dat je alle eenheden hebt ingespoten.
- Wisselen van injectieplaats:
voor het toedienen van insuline kan je beter telkens een nieuwe injectieplaats kiezen. Ontsmetten van de injectieplaats met een ontsmettingsmiddel is niet nodig. Insuline is steriel bereid en heeft zelf op zich reeds een ontsmettende werking.
- Naaldlengte:
de huiddikte van de buik, armen en benen varieert, hierdoor kan het nuttig zijn dat u de lengte van de gebruikte naald aanpast. Deze kan u bepalen door in het spuitgebied een losse huidplooi tussen uw duim en vinger te nemen en de dikte ervan te beoordelen. Meestal worden naaldjes van 8 mm gebruikt. Als je naaldjes van 6 mm gebruikt moet je er extra op letten om goed loodrecht op de huid in te spuiten.
- Naalddikte:
tegenwoordig zijn alle naaldjes behoorlijk fijn waardoor praktisch pijnloos insuline kan worden toegediend.
- Wisselen van de naald:
er wordt aanbevolen voor iedere inspuiting een nieuwe naald te gebruiken. Maar bij meerdere inspuitingen per dag is het gebruik van één naald per dag geen probleem.
|
Bij type II diabetes wordt aanvankelijk nog wel insuline aangemaakt, maar het lichaam reageert niet goed op insuline. Het lichaam moet een handje geholpen worden.
Voor mensen met overgewicht is afvallen de eerste stap in de behandeling. Hierdoor kan de insuline zijn werk veel beter doen. Vijf tot tien procent van je lichaamsgewicht verliezen scheelt al een stuk.
Een tweede advies is: meer bewegen. Dertig minuten per dag helpt al veel! Een stukje fietsen, lopend een boodschapje doen of eens de trap nemen. Die kleine dingen helpen al veel om uw gezondheid te verbeteren. Soms zijn deze maatregelen voldoende om uw diabetes onder controle te houden!
Indien deze maatregelen onvoldoende zijn, moeten tabletten helpen om de bloedsuiker onder controle te houden. De verschillende soorten tabletten kunnen een verschillende werking hebben en ook een wisselende werkingsduur. Sommige stimuleren de alvleesklier om meer insuline af te geven, andere maken het lichaam dan weer gevoeliger voor insuline. Er zijn ook producten op de markt welke de hormonen die betrokken zijn bij de insulinesecretie een duwtje in de rug geven. Samen met je arts wordt een goede behandeling samengesteld. Mocht het nog steeds niet lukken om de glucosewaarden onder controle te krijgen, dan kan naast de tabletten ook nog insuline gespoten worden. Soms moeten mensen ook helemaal overstappen van tabletten naar insuline omdat de alvleesklier helemaal stopt met de aanmaak van insuline.
Zwangerschapsdiabetes wordt behandeld met voedingsadviezen en met insuline, omdat de tabletten mogelijk ongezond zijn voor het ongeboren kind.
Lees meer
Lees minder
Behandeling met geneesmiddelen
bloedglucoseverlagende middelen
Boedglucoseverlagende middelen zijn geneesmiddelen die worden gebruikt bij type-2-diabetes (ouderdomsdiabetes). Deze middelen stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken of maken de andere organen gevoeliger voor de werking van insuline. Hierdoor zal de hoeveelheid glucose in het bloed dalen.
Deze middelen zijn niet geschikt voor mensen die helemaal geen insuline meer produceren, zoals mensen met diabetes mellitus type 1. De middelen worden onderverdeeld in:
- afgeleiden van sulfonylureum (ze worden hypoglykemiërende sulfamiden genoemd)stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken. Voorbeelden zijn glibenclamide, gliclazide, glimepiride en tolbutamide.
- biguaniden: maken de lever en andere organen gevoeliger voor de inwerken van insuline en verminderen de eetlust. Deze middelen zijn daarom met name geschikt voor mensen met overgewicht. Voorbeeld is metformine.
- gliniden stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken. Deze middelen werken wat korter dan bovenstaande afgeleiden van sulfonylureum. Ze worden ook wel gebruikt in combinatie met andere middelen. Voorbeelden zijn glibenclamide, gliclazide, glimepiride, glipizide en gliquidon.
- glitazonen verminderen de insulineresistentie ter hoogte van de skeletspieren, en verminderen de glucoseproductie in de lever. Voorbeeld is pioglitazon.
- incretinemimetica (GLP-1-analogen): stimuleren het vrijzetten van incretines. Dit zijn darmhormonen die na inname van voeding vrijkomen in de darmwand en de bloedsuiker verlagen. Het helpt je lichaam de bloedsuikerspiegel te verlagen, alleen als de bloedsuiker te hoog is. Ook vertraagt het de passage van voedsel door je maag. Deze middelen zijn enkel als inspuiting beschikbaar. Voorbeelden zijn dulaglitide, exenatide, liraglutide, lixisenatide en semaglutide.
- gliptinen (DPP-4 inhibitoren): zorgen ervoor dat de hoeveelheid insuline na een maaltijd beter op peil is door de alvleesklier meer insuline en minder glucagon te laten produceren. Voorbeelden zijn: alogliptine, linagliptine, saxagliptine, sitagliptine en vildagliptine.
- gliflozinen (SGLT2-inhibitoren): blokkeren een eiwit in de nieren: SGLT-2. SGLT-2 onttrekt glucose aan de urine en brengt glucose terug in de bloedsomloop wanneer het bloed in de nieren wordt gefilterd. Door de werking van SGLT-2 te blokkeren, zorgen deze geneesmiddelen ervoor dat er meer glucose via de urine wordt afgevoerd. Hierdoor wordt de glucosespiegel in het bloed verlaagd. Voorbeelden zijn canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine.
- acarbose is een middel dat de afbraak van koolhydraten in de darm vertraagd. Hierdoor komt de glucose langzamer in het bloed terechtkomt en zijn er minder hoge glucosepieken.
Insuline
Insuline wordt, in injecties, gebruikt door mensen met diabetes mellitus. Bij mensen die zelf geen insuline meer aanmaken is het noodzakelijk dit tekort kunstmatig aan te vullen met insuline. Insuline wordt voornamelijk gebruikt bij type-1-diabetes, ook wel insulineafhankelijke diabetes genoemd.
Soms is het bij mensen met type-2-diabetes echter ook nodig om insuline te gebruiken. Insuline valt onder te verdelen in: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).
Glucagon
Het kan gebeuren dat het effect van de insuline doorschiet, waardoor de hoeveelheid glucose in het bloed te laag wordt (hypoglykemie). Glucagon zorgt dat glucose die in de lever is opgeslagen, vrijkomt in het bloed en zorgt ook dat glucose uit andere stoffen wordt aangemaakt. Hierdoor neemt de bloedglucose toe.
Lees meer
Lees minder
Wat kan ik er zelf aan doen?
Een gezonde levensstijl is van belang voor mensen met diabetes mellitus.
Dat betekent:
- niet roken;
- gezond, vezelrijk en regelmatig eten;
- geen maaltijden overslaan;
- niet te veel vet, zoet of zout;
- niet meer dan twee glazen alcohol per dag;
- zo nodig afvallen en voldoende bewegen.
Lees meer
Lees minder
Hoe kan ik diabetes opvolgen?
Enkele belangrijke parameters:
Het gewicht:
veel diabeten hebben met overgewicht te kampen. Het gewicht is zowel voor de diabeet als voor de arts een belangrijke parameter om de diabetes op te volgen. Een daling van het gewicht bij een diabeet met overgewicht is bijna altijd een gunstig teken. Een stijging van het gewicht daarentegen dient men extra aandacht te geven. De inbreng van een dietist(e) kan hierbij nuttig zijn.
De bloeddruk:
een te hoge bloeddruk is gevaarlijk voor je hart- en bloedvaten, maar ook voor je ogen en nieren. Je bloeddruk zou een waarde van 130/85 mm Hg of minder moeten bedragen (125/75 mmHg indien de nieren reeds zijn aangetast). Wanneer bij herhaling deze streefcijfers overschreden worden, zijn geneesmiddelen noodzakelijk.
Urinetesten:
het opsporen van suiker in de urine wordt niet meer toegepast. Maar als je last hebt van vermoeidheid, gewichtsverlies, overvloedig urineren, aanhoudende dorst en je voelt je algemeen onwel dan is het belangrijk je urine te controleren op aceton. Bij een insulinetekort kunnen je lichaamscellen glucose niet meer opnemen uit het bloed. Je lichaam gaat dan op zoek naar een nieuwe energiebron: de vetzuren die zijn opgeslagen in je vetweefsels. Hierdoor verzuurt je bloed en komt er acteon terecht in je urine (ook ketoacidose genoemd). In dit geval is het absoluut noodzakelijk om je arts te raadplegen. Hij zal een eventuele ziekenhuisopname overwegen.
Bloedglucosebepalingen:
Noodzakelijke follow-upmethode:
Met behulp van je glucosemeter kan je controle houden op de diabetesregeling en de effecten van een bepaalde maaltijd op je bloedsuikerspiegel. Ook kan je door een bloedglucosebepaling mogelijke problemen inschatten (hypo of hyper?) en weten of je je insulinedosis al dan niet moet aanpassen.
Sommige omstandigheden vragen extra metingen:
- Wanneer je ziek bent.
- Wanneer je langdurig verhoogde bloedsuikerspiegels hebt.
- Wanneer je een hypo voelt.
- Wanneer je intensieve lichaamsinspanningen, (vb: sport, werk) levert.
- Wanneer je leefgewoonten veranderen: dieet, feest, vakantie,…
Bloedanalyse:
Geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c):
het suiker in je bloed kan zich binden aan de kleurstof van de rode bloedcellen. Hoe hoger de glycemie is, hoe meer suiker er “kleeft” aan deze kleurstof. Door de hoeveelheid gesuikerde kleurstof te bepalen (=A1C), weet je hoe hoog de bloedsuikerspiegels de laatste 2 maanden waren. Hoe meer suiker zich heeft vastgezet op deze kleurstof, hoe hoger je HbA1c zal zijn, en hoe slechter dus je diabetesregeling was in de afgelopen weken. Op regelmatige basis zal je arts de suikerbepalingen verkregen via zelfcontrole, toetsen aan een bloedanalyse. Het is noodzakelijk om om de drie maanden een controle van je HbA1c te laten uitvoeren. Het streefcijfer van je HbA1c is 7% of lager. Dit om verwikkelingen op lange termijn te voorkomen.
Vetspiegels:
Minstens één keer per jaar zou je je bloedspiegel van cholesterol en triglyceriden (een soort van vetten in je lichaam) moeten laten bepalen. Hierbij zijn de waardes van je ‘goede’ en ‘slechte’ cholesterol van belang. Als deze te hoog zijn (totale cholesterolwaarde >175mg/dl, ‘slechte’ cholesterol >100mg/dl en triglyceriden >150mg/dl), wordt er eerst getracht om via enkele dieetrichtlijnen je cholesterol terug te doen dalen tot de normale waarden. Als dit niet voldoende is, wordt er overwogen om medicatie op te starten.
Opvolgen van de nierfunctie:
Één van de mogelijke verwikkelingen van diabetes op lange termijn is de aantasting van je nieren. Meestal merk je hier niet direct iets van tot op het ogenblik dat de verwikkeling al ver gevorderd is. Het is dan ook heel voornaam dat je éénmaal per jaar de functie van je nieren laat bepalen. Een beginnende nieraantasting kan men opsporen door de hoeveelheid albumine in de urine te bepalen. Dit is een eiwit dat normaal niet in de urine mag voorkomen. Wanneer deze hoeveelheid in de urine te hoog is, is het tijd om in te grijpen want met de juiste medicatie kan men veel schade beperken.
Oogonderzoek:
Aangezien diabetespatiënten meer kans hebben op een beschadiging van het netvlies, is het belangrijk je ogen jaarlijks te laten controleren. De oogarts zal hierbij met een lichtje in je oog naar je netvlies kijken. Ook hier ben je beter vroeg dan laat: het tijdig opstarten van een behandeling kan veel problemen vermijden.
Onderzoek van de zenuwgeleiding:
Diabetes kan de geleiding van prikkels in de zenuwbanen van je lichaam aantasten. Dit uit zich vooral in je benen en voeten. Klachten die vaak voorkomen zijn krampen, tintelingen en pijn. In dit geval kan je de gevoeligheid van de huid ter hoogte van je voeten laten testen. Hierbij zal de arts met een fijn en buigzaam staafje druk uitoefenen op verschillende punten van je voeten en zo bepalen in welke mate je huid gevoelig is gebleven. Daarnaast kan je zenuwgeleiding gemeten worden met behulp van een elektromyografie. Dit is een onderzoek waarbij de activiteit van je spieren en zenuwen gemeten wordt.
Onderzoek van hart en bloedvaten:
Elektrocardioram:
een jaarlijkse controle met het electrocardiogram, ook EKG genoemd, is zeker aan te raden wanneer je de leeftijd van 45 jaar hebt bereikt. Ook als er geen klachten zijn, is deze controle geen overdreven luxe. Het is een pijnloos en gemakkelijk uit te voeren onderzoek bij je huisarts. Het EKG zal de elektrische activiteit van je hartspier meten en zo eventuele afwijkingen ter hoogte van je hart en bloedvaten kunnen aantonen.
Inspanningstest:
bij deze test wordt ook een EKG bepaald maar dan bij inspanning. Dit wil zeggen dat je bij de cardioloog een fietsproef zal uitvoeren waarbij je hart een stevige inspanning zal ondergaan. Dit wordt voornamelijk aangevraagd bij diabetespatiënten met een bijzonder risico voor hart- en vaatziekten.
Lees meer
Lees minder
Hoe omgaan met diabetes?
Diabetespas / zorgmodel 'opvolging'
Tot begin 2016 kon iedere diabetespatiënt gebruik maken van de diabetespas. Deze pas is voornamelijk gericht op patiënten met diabetes type 2. De diabetespas is een handig hulpmiddel voor jezelf, je huisarts, je apotheker en andere leden van het zorgteam. De bezitter van de diabetespas kan daarenboven ook genieten van belangrijke tussenkomsten (ongeveer 75%) bij volgende verstrekkingen: tweemaal een halfuur per jaar bij de diëtist en twee consultaties per jaar bij de podoloog (zie 6. voordelen voor diabetespatiënten). Zowel de diëtist en de podoloog moeten erkend zijn. De diabetespas vervalt vanaf 1 februari 2016. Wie nog een diabetespas heeft, kan deze blijven gebruiken tot eind 2017. Nieuwe patiënten krijgen nu dezelfde rechten via een zorgmodel 'opvolging'. Dit zorgmodel moet aangevraagd worden door de huisarts die je globaal medisch dossier beheert.
Meer informatie over het zorgmodel 'opvolging' kan je vinden op de website van het RIZIV. Je huisarts of apotheker kan je hier ook vast en zeker wat meer informatie over geven”
Zorgtraject Diabetes
Patiënten die 'diabetes type 2' hebben, maar die toch één of twee insulinespuiten per dag nodig hebben, komen sedert 1 september 2009 in aanmerking voor een zorgtraject.
Zelfcontrole
Controle van de bloedsuiker is een essentieel en centraal onderdeel van de behandeling van diabetes. Door zelfcontrole kan je nagaan of de behandeling effect heeft. Aan de hand van de resultaten kunnen jij zelf en je arts de verschillende aspecten van de behandeling op elkaar afstemmen.
Zelfcontrole is de beste methode om na te gaan hoe je lichaam reageert op voedsel, sporten, geneesmiddelen, stress en ziekte. De bloedsuikercontrole vertelt je of je iets moet eten, meer insuline moet spuiten of een stukje moet gaan lopen. Je wordt ook gewaarschuwd als je bloedsuiker zo hoog of zo laag is dat een speciale behandeling nodig is. Je kan zelf een aantal zaken opvolgen door bijvoorbeeld je gewicht bij te houden, je lichaamsbeweging te noteren, je bloeddruk zelf te meten en je suiker zelf te controleren.
Zelfcontrole is echter alleen zinvol als je de resultaten bijhoudt. Je kan deze noteren in een schriftje en daarbij ook de bijzonderheden opschrijven, zoals bv. een verkoudheid, slaaptekort, alcoholgebruik,… Je kan dan beter beoordelen – eventueel met hulp van je arts – of je therapie moet worden aangepast.
Het is nuttig om je bloedsuiker te meten op vaste tijdstippen.
- Diabetespatiënten die tabletten gebruiken, kunnen best één dagcurve per week bijhouden. Meet één maal per week je bloedglucose vlak voor elke maaltijd en voor het slapen gaan (4 maal per dag).
- Patiënten die insuline gebruiken zouden elke dag 4 maal moeten meten, voor elke maaltijd en voor het slapen gaan.
Verder kan je ook je bloedgsuiker meten in uitzonderlijke situaties. Bv. als je een of twee uur na een maaltijd je bloedsuiker test, weet je hoe hoog deze wordt nadat je bepaalde soorten en hoeveelheden voedingsmiddelen eet. Door om 3 of 4 uur ’s nachts te meten kan je nagaan of je ’s nachts een lage bloedsuiker hebt.
Volg volgende tips om een correct resultaat te verkrijgen van je bloedsuikermeter:
|
- was vooraf je handen met warm water en laat ze goed drogen. Door de warmte krijg je een betere doorbloeding in de vingertoppen.
- Laat je handen ongeveer een minuut langs je lichaam naar beneden hangen, zodat er extra bloed in stroomt.
- Prik bij voorkeur in je middel- of ringvinger. De wijsvinger en duim gebruik je veel meer en daardoor zal je ook een klein wondje eerder voelen.
- Wrijf met een lichte druk van je handpalm naar de vingertop.
- Prik bij voorkeur aan de zijkant van de vingertop; daar zit het meeste bloed en is de gevoeligheid het kleinst.
- Wacht tot de druppel groot genoeg is en breng deze dan aan. Een te kleine druppel kan een onnauwkeurig meetresultaat veroorzaken.
- Als er teveel of te weinig bloed vrijkomt, kan je bij de volgende prik de prikdiepte van de prikker aanpassen.
- Let op de houdbaarheidsdatum en de plaats waar je de teststroken bewaart. Sluit telkens de flacon af en bewaar deze in een droge ruimte. Als de teststroken in een flacon zonder deksel een nacht in de badkamer staan, zullen de gemeten resultaten niet langer betrouwbaar zijn.
- Bij elke nieuwe verpakking teststrips moet de meter opnieuw geijkt worden. Dit doe je met de meegeleverde ijkstrip of door het codenummer (op de verpakking van de nieuwe teststrips) te controleren met de waarde die op het afleesscherm van je meter staat.
|
Laat je begeleiden door deskundigen
Een endocrinolo(o)g(e) is een specialist op het gebied van diabetes. Diabetici die worden behandeld met insuline zullen zich meestal laten begeleiden door een diabetesteam onder leiding van een endocrinolo(o)g(e), in samenwerking met de huisarts. Type II diabetici die niet op insuline staan worden meestal in de eerste lijn gevolgd door een team onder leiding van de huisarts. Bij problemen of bij overschakeling op insulinetherapie wordt een beroep gedaan op de endocrinolo(o)g(e).
Je huisarts is het best geplaatst om diabetes tijdig op te sporen, je behandeling op te volgen en je te motiveren om je levensstijl (indien nodig) aan te passen.
Verpleegkundigen maken ook deel uit van het diabetesteam. je kan bij hen altijd terecht met vragen i.v.m. diabetes (bv. vragen over het behandelschema, voorkomen van verwikkelingen, voeding, sport …)
Je apotheker is de aangewezen persoon om het hoe en waarom van het medicatieschema uit te leggen. Hij zal je alles vertellen wat je moet weten over je geneesmiddelen (bv. gebruik, nevenwerkingen, bewaring, houdbaarheid …) Daarnaast kan je bij hem/haar ook altijd terecht voor vragen en advies i.v.m. diabetes.
Diabetes kan je ogen ernstig beschadigen vooraleer je enige veranderingen in je zicht ondervindt. In sommige gevallen treden er pas klachten op wanneer het al te laat is voor een behandeling. Een jaarlijks preventief onderzoek is dan ook ten zeerste aan te raden voor alle diabetici. Een oogarts kan vroegtijdige letsels opsporen en tijdig behandelen om blindheid te voorkomen.
Voetverzorging vereist extra aandacht bij diabetici. Regelmatige controle door een podolo(o)g(e) voorkomt ernstige gevolgen.
Indien je in het bezit bent van een diabetespas (of zorgmodel 'opvolging'), krijg je bij hoog risico elk jaar een gedeeltelijke terugbetaling voor 2 raadplegingen bij een erkend podoloog (zie diabetespas). Op de website van het RIZIV is een lijst beschikbaar van erkende podologen.
Het instellen van een juist voedingspatroon is van groot belang bij diabetes. Laat je hierbij helpen door een diëtist(e). Indien je in het bezit bent van een diabetespas (of zorgmodel 'opvolging), krijg je elk jaar een gedeeltelijke terugbetaling voor 2 raadplegingen (telkens ½ uur) bij een erkende diëtist(e), uitgezonderd de diabetespatiënten die deel uitmaken van de conventie. Om als patiënt in aanmerking te komen voor aansluiting bij de diabetes-conventie moet je behandeld worden met minstens twee insulinespuiten per dag en moet je bereid zijn om minstens 30 bloedsuikermetingen per maand uit te voeren.
Algemeen voedingsadvies vind je verderop.
- Seksuolo(o)g(e) – relatietherapeut(e)
Diabetes kan leiden tot seksuele problemen bij zowel mannen als vrouwen. Durf hierover praten met je huisarts! Hij/zij kan je doorverwijzen naar deskundigen, nl. een seksuolo(o)g(e) en/of relatietherapeut(e).
Familie en vrienden
Een snelle daling van de bloedsuiker kan ervoor zorgen dat je niet meer in staat bent op tijd een ‘snelle suiker’ in te nemen. Je hebt dan iemand anders nodig om je bloedsuikerspiegel terug te verhogen. Het is dus belangrijk dat je je familie en vrienden laat weten dat je aan diabetes lijdt en uitlegt hoe ze je kunnen helpen in geval van een ernstige hypo. Bij bewusteloosheid mag eten of drinken niet in de mond gedwongen worden, er bestaat immers het gevaar voor verslikking. Een glucagon inspuiting (Glucagen®) is dan de juiste oplossing. In deze (zeldzame) situatie moet de arts ook bijgeroepen worden voor het geval de situatie niet zo snel verbetert als verwacht.
Werk
Het komt helaas nog steeds voor dat diabetespatiënten worden afgewezen bij sollicitaties omwille van hun aandoening. Diabeten kunnen daar voor een stuk zelf iets aan doen: het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk om te vermelden dat u diabetes hebt in je sollicitatiebrief. Op het sollicitatiegesprek mag zelfs niet gevraagd worden naar de gezondheidstoestand. Later, bij een medische keuring, mag je het niet verzwijgen. Een regelmatige medische controle, samen met een goede zelfcontrole zijn belangrijke pluspunten.
Belangrijk is ook dat je enkele directe medewerkers ervan op de hoogte brengt dat je diabetes hebt en hen uitlegt wat ze kunnen doen in bepaalde noodgevallen.
Op vakantie
Diabetes hebben betekent niet dat je thuis moet blijven! Er zijn zoveel manieren om comfortabel en gemakkelijk te reizen, dat diabetes geen belemmering hoeft te zijn. Net als mensen met astma of een hartafwijking moet je echter wel voorzorgsmaatregelen treffen. Misschien moet je de controle van je bloedsuiker aanpassen, of je schema voor de maaltijden en insuline, zeker als je tijdzones overschrijdt.
Uiteraard kan je op reis altijd nog op problemen stuiten, hoe goed je je ook voorbereidt. Wat moet je doen als de trein een defect krijgt of het eten in het vliegtuig niet op tijd wordt geserveerd?
Met diabetes op reis
|
Volg deze tips voor een voorspoedige reis:
- Zorg voor een schriftelijke verklaring van je arts, in de aangepaste taal, waarop je medicatie staat en eventuele andere zaken waarmee rekening moet worden gehouden.
- Test je bloedsuiker regelmatig.
- Spuit je insuline voor het eten pas als u zeker weet dat je iets zult kunnen eten. Neem altijd een tussendoortje voor noodgevallen mee dat voedzaam is en voldoende energie levert. Een goed voorbeeld hiervan zijn crackers met kaas, een mueslireep of gedroogd fruit. Neem ook altijd een vorm van snelwerkende glucose mee (suikerklontjes of glucosetabletten) voor het geval je een lage bloedsuiker hebt.
- Wanneer je verre reizen maakt, krijg je te maken met tijdsverschillen. Gedurende de reisperiode kan je je bloedsuiker best bijregelen met kortwerkende insuline en iedere 3 uur je bloedsuiker meten. Wanneer je tijdzones passeert, zet dan onmiddellijk bij aankomst je horloge op lokale tijd en vervolg je insulineschema zoals je thuis gewend was. Bespreek vooraf een schema met je arts en/of diabetesverpleegkundige.
- Hou op reis altijd je medicatie, insuline, injectiemateriaal en benodigdheden voor het testen van je glucose in je handbagage. Zorg er ook voor dat je een identificatiebewijs bij je hebt, met je naam, de naam en telefoonnummer van je arts en/of verpleegkundige.
- Zorg ervoor dat je eventuele vaccinaties tijdig krijgt, omdat je diabetes er korte tijd ontregeld van kan zijn.
- Neem twee keer zoveel insuline en testmateriaal mee als je denkt nodig te hebben. Op sommige plaatsen is het moeilijk om diabetesmateriaal te vinden.
- Vergeet de extra batterijen niet!
- Bescherm de insuline tegen direct zonlicht en tegen zeer hoge en lage temperaturen. Als je gaat vliegen, hou de voorraad insuline dan bij je en bewaar die niet in de bagage die misschien heel heet of koud wordt (in de bagageruimte van het vliegtuig).
|
Sporten/bewegen
Als je diabetes hebt, is lichaamsbeweging nog belangrijker dan voor andere mensen. Door regelmatig te sporten houd je je bloedsuiker beter onder controle. Dit komt omdat de cellen van je lichaam gevoeliger worden voor insuline, waardoor de insuline beter werkt. Onderzoek heeft uitgewezen dat sport type II diabetes kan voorkomen. Sporten is dus gewoon heel gezond. Je gaat je beter voelen en ziet er al snel beter uit.
In het algemeen zal je bloedsuiker stijgen als je eet en dalen als je sport of wanneer je je medicatie inneemt. Als je sport, gebruiken je spieren suiker (glucose) als energie. Dit wordt mogelijk gemaakt door de insuline die in je bloedsomloop circuleert. Als je wilt gaan sporten, moet je er dus zeker van zijn dat je voedselinname en medicatie daaraan zijn aangepast, zodat een hypo wordt vermeden.
Een aantal sporten moeten echter vermeden worden door diabetici. Voorbeelden hiervan zijn: diepzeeduiken, alpinisme, parachutespringen, en zweefvliegen. Ze kunnen in het geval van een hypo tot levensgevaarlijke situaties leiden voor jezelf en anderen.
Autorijden
Autorijden mag alleen als je rijgeschikt bent. Dit betekent dat je medisch en psychisch in staat bent om auto te rijden. Voor mensen met diabetes kan de rijgeschiktheid een probleem zijn, onder meer omdat tijdens het autorijden een hypo kan optreden. Als je bloedglucose goed is geregeld, zal je meestal wel rijgeschikt worden verklaard.
Diabetici moeten daarom in het bezit zijn van een rijgeschiktheidsattest dat door een arts werd ingevuld en ondertekend.
Men maakt onderscheidt tussen twee groepen:
Voor het bekomen van een rijbewijs in de categorie A of B zijn er voor een goed geregelde diabeet meestal geen problemen. Het rijgeschiktheidsattest voor groep 1 mag afgeleverd worden door je huisarts of specialist. Gebruik je ook medicatie die een hypoglycemie kan veroorzaken, dan heb je een ‘rijgeschiktheidsadvies voor groep 1’ nodig van een endocrino-diabetoloog.
Jongeren die voor het eerst een rijbewijs aanvragen hebben ook een dergelijk ‘rijgeschiktheidsattest voor groep 1’ nodig van de behandelend arts. Indien ze eenmaal in het bezit zijn van dit attest kunnen ze deelnemen aan de theoretische en praktische opleiding en aan het examen.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen diabeten nu ook een rijbewijs voor vrachtwagen, autocar of taxi verkrijgen. Hierbij wordt rekening gehouden met bepaalde verwikkelingen, met de stabiliteit van de diabetes, met de (zelf)kennis over de aandoening en met het stipt opvolgen van de behandeling.
Voor deze voertuigen wordt een ‘rijgeschiktheidsattest voor groep 2’ afgeleverd door een keurend arts (bv. Medisch Centrum van de Administratieve Gezondheidsdienst) na advies van een oogarts. In geval van diabetes heeft men ook een ‘rijgeschiktheidsattest voor groep 2’ van een endocrino-diabetoloog nodig.
Verlengen van het rijbewijs is een puur administratieve stap. Je geeft het rijgeschiktheidsattest af op de gemeente (dienst rijbewijs) samen met 2 pasfoto’s. De eerste keer betaal je een administratieve kost. Een hernieuwing van het aangepast rijbewijs is gratis. Er moet uiteraard niet opnieuw één of ander examen worden afgelegd. Je neemt best enkele kopies van dit attest. Eén ervan kan je alvast opsturen naar je autoverzekeringsinstelling.
(Alle noodzakeljke normen en attesten over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig vind je hier)
Lees meer
Lees minder
Dagelijkse voetcontrole
Door slecht geregelde diabetes kunnen de bloedvaten en het zenuwstelsel van je voeten beschadigd geraken. Er stroomt dan minder bloed naar je voeten. Je krijgt minder gevoel in je voeten en daardoor kan je ongemerkt wondjes en blaren oplopen. Door de diabetes genezen wondjes minder snel en kunnen hierdoor gemakkelijk infecteren. Ook kunnen er druk- en eeltplekken ontstaan waardoor er onder deze plekken een ontsteking kan ontstaan. Dagelijks extra aandacht besteden aan uw voeten, is dus geen overbodige luxe!
Verzorging van de voeten
Je dient je voeten dagelijks te verzorgen. Let hierbij op volgende zaken:
- gebruik lauw water (36-37°C), je kan de temperatuur controleren m.b.v. een badthermometer → te warm water kan de huid verbranden en een verwonding geven
- gebruik een washandje en een niet-irriterende zeep → een borstel, touwhandschoen of agressieve producten kunnen de huid verwonden.
- Was de hele voet. Vergeet de ruimte tussen de tenen niet!
- Neem voetbaden van minder dan 5 minuten → langdurige voetbaden (meer dan 5 minuten) maken de gezonde huid zacht en bevorderen het verweken van de huid tussen de tenen en onder de hoornachtige zones.
- Spoel de hele voet af en controleer daarbij goed de temperatuur van het water
- Droog de HELE voet goed, in het bijzonder tussen de tenen (met een handdoek) → de voeten vochtig laten kan aanleiding geven tot verweking en infectie.
- Knip de nagels recht af en niet te kort, zodat de zijkanten van de nagels niet in de huid groeien.
- Smeer de voeten in zodat de huid niet uitdroogt. Gebruik hiervoor een goede voetencrème die je licht masserend en dun aanbrengt. Breng echter nooit crème aan tussen de tenen en vermijd het gebruik van teveel talk, want dat zou de verweking van de huid kunnen bevorderen.
Onderzoek van de voeten
Om je voeten goed te kunnen onderzoeken moet je gemakkelijk zitten, beschikken over een goede verlichting en eventueel met een spiegel de onderkant van je voeten bekijken. Wanneer je slecht ziet of niet meer lenig bent, vraag dan aan iemand anders om naar je voeten te kijken.
Als je één van de volgende verschijnselen merkt, kan je dat melden tijdens je volgende bezoek aan je arts of podoloog:
- Eeltplekken: deze plekken met een overmaat van verhoorning (vaak onder de voet) drukken op de huid, maken ze breekbaar en bevorderen het woekeren van bacteriën
- Wondjes tussen de tenen: wanneer je een verwonding hebt, moet je deze ontsmetten en beschermen en zo snel mogelijk je arts consulteren. Ontsmet steeds met een steriel gaasje en een doorzichtig antiseptisch middel.
- Likdoorns: deze zijn gelegen ofwel op de tenen; het ontstaan ervan wordt bevorderd door de wrijving van de tenen tegen de binnenkant van de schoenen, ofwel tussen de tenen (eksterogen).
- Kloven: in deze barsten in het eelt (vaak aan de hielen) kunnen zich makkelijk microben nestelen. Indien je hiervan last hebt, gebruik dan nooit instrumenten waarmee je je voeten kan verwonden zoals scheermesjes, raspen, schaartjes, enz. Het gebruik van likdoornzalf wordt ook best vermeden.
- Verkleuring (wit, blauw, rood) of koud aanvoelen van de huid
- Doof gevoel in de voeten
- Overgevoeligheid voor lichte druk
- Een verwonding waar je niets van hebt gevoeld
- Ongevoeligheid voor warmte of koude
- Tintelingen of krampen in een voet of been
- Pijn in de benen tijdens het lopen, die bij het stilstaan weer verdwijnt
De juiste schoenen kiezen + geschikt onderhoud
Een goede schoen dient soepel, licht en van leer te zijn, en dient een anti-slipzool te hebben, die niet te dik is (je moet de grond kunnen voelen). Enkel de zool mag uit een ander materiaal dan leer vervaardigd zijn. Vermijd een te hoge of te lage hak. De schoen mag rond de middenvoet niet knellen, maar ook niet te ruim zitten.
Drie handelingen zijn van essetieel belang voor een goede keuze:
1. Als je de schoen op een effen oppervlak plaatst, dan moet de hele hak het oppervlak raken
2. Als je de schoen wringt, dan mag de zool niet bewegen
3. Als je de schoen buigt, dan mag de zool niet meebuigen
Je moet je onmiddellijk comfortabel voelen in je schoenen!
Eénmaal de juiste schoen gekozen, is het ook van belang om je schoenen in een goede staat te houden.
Tips om je schoenen in goede staat te houden:
|
- poets regelmatig de schoenen om het leer soepel te houden
- je dient minstens 2 paar schoenen te hebben, zodat je ze om de andere dag kunt laten rusten en ademen
- let op slijtage van de hakken en laat de afgesleten delen vervangen. Vervorming of abnormale slijtage kunnen het gevolg zijn van een loopstoornis.
- controleer voordat je je schoenen aantrekt op oneffenheden of losse voorwerpen.
|
Denk eraan om steeds (gepast) schoeisel te dragen, zelf binnenshuis (pantoffels), op het strand (sandalen) of in het zwembad (plastic sandalen).
Lees meer
Lees minder
Voedingadviezen
De basis van ieder voedingsadvies is: eet gezond en gevarieerd. Diabetespatiënten moeten op volgende punten extra letten:
- suiker mag, maar met mate
- eet regelmatig
- neem magere producten
- vervang producten met verzadigd vet door producten met onverzadigd vet
- er bestaan voedingssupplementen op basis van kaneel die bijdragen tot een evenwichtige suikerspiegel. Vraag je apotheker voor meer informatie.
Suiker mag maar met mate
In tegenstelling tot wat men vroeger dacht, is bij diabetes het gebruik van suiker toegestaan. Het is dus niet nodig om speciale suikervrije diabetesproducten te kopen. Je mag bijvoorbeeld voor gewone jam kiezen. Toch blijft het voor iedereen gezond om matig te zijn met suiker. Het helpt mee om een normaal lichaamsgewicht te behouden of te bereiken.
Eet regelmatig
Neem dagelijks drie hoofdmaaltijden en een aantal keren iets tussendoor. Regelmatig eten is belangrijk voor het behoud van een normale bloedsuikerspiegel. Voor mensen die bloedsuikerverlagende medicatie (insuline of tabletten) gebruiken, is het extra belangrijk om regelmatig te eten.
Vervang producten met verzadigd vet door producten met onverzadigd vet of magere producten.
- kies (dieet)halvarine, olie en vloeibare bak- en braadproducten in plaats van roomboter, harde margarines en bak-en braadproducten.
- kies mager vlees en magere vleeswaren (rookvlees) in plaats van vet vlees en vette vleeswaren zoals worst en ontbijtspek
- kies 20+ kaas, 30+ kaas of magere smeerkaas in plaats van volvette kaas (48+ en 60+ kaas, roomkaas)
- kies magere of halfvolle melk en melkproducten in plaats van volle melk en melkproducten
- kies verstandige tussendoortjes in plaats van snacks, taart, koekjes, cake, chocolade, enz.
Voor iemand met diabetes is het van belang ook het cholesterolgehalte in de gaten te houden. Eet daarom zo min mogelijk (hooguit eens in de twee weken) lever, nier, paling of garnalen en eet niet meer (liefst minder) dan drie eieren per week.
Verstandige tussendoortjes voor diabetici zijn:
- rauwkost, bijvoorbeeld: bloemkoolroosjes, kerstomaatjes, komkommer, radijs, bleekselderij en wortel
- noten zoals walnoten, hazelnoten en amandelen. Noten zijn rijk aan vet, maar wel van de goede soort. Neem nooit meer dan een handje vol.
- een portie fruit of een boterham
- biscuits, rijstwafels, popcorn, kroepoek, japanse mix, zoute stokjes, toastjes met magere smeerkaas of vis
Voedingssupplement op basis van kaneel
Iedere dag een kwart van een theelepel kaneel zou voldoende zijn om je bloedsuikerspiegel op peil te houden en zou het optreden van suikerziekte kunnen voorkomen. Kaneel helpt namelijk je vetcellen om insuline te herkennen en erop te reageren. Dit voedingssupplement is eveneens verkrijgbaar in de vorm van capsules. Voor meer informatie kan je terecht bij je apotheker.
OPMERKING: ZOETSTOFFEN
Zoetstoffen vervangen de zoete smaak van suiker, maar bevatten geen of weinig koolhydraten, zodat het bloedsuikergehalte er niet door stijgt. Zoetstoffen worden onder verschillende merknamen verkocht en bestaan in allerlei vormen (poeder, vloeistof en tabletten). Er zijn zoetstoffen die veel energie leveren, zoals sorbitol, lactitol en xylitol. Zoetstoffen die geen energie leveren zijn cyclamaten, saccharine en aspartaam. De zoetstoffen die geen energie leveren hebben de voorkeur boven energieleverende zoetstoffen.
Lees meer
Lees minder
Voordelen voor alle diabetespatiënten
VOORDELEN VOOR DIABETESPATIËNTEN - ONAFHANKELIJK ZIEKENFONDS
Je bent lid bij het onafhankelijk ziekenfonds. Als diabetespatiënt krijg je een tegemoetkoming tot 80 euro per jaar. Je kiest zelf hoe u de tegemoetkoming besteedt. Je kan het voordeel gebruiken voor:
- lidgeld van de diabetesvereniging;
- teststrips, glucometer, naalden of een glucosepomp
- controleraadplegingen (forfaitaire som van 40 euro bij 12 controleraadplegingen en 20 euro bij 5 controleraadplegingen).
Als diabetespatiënt loop je een hoger risico om griep op te lopen. In totaal krijg je 10€ terugbetaald voor een beperkt aantal vaccins per kalenderjaar. Het griepvaccin maakt hier deel van uit.
Voor meer vragen hieromtrent, kan je altijd terecht bij je ziekenfonds of op hun website.
VOORDELEN VOOR DIABETESPATIËNTEN - CHRISTELIJKE MUTUALITEIT
Je bent lid bij de Christelijke Mutualiteit. Als diabetespatiënt kan je bij hen van volgende voordelen genieten:
- Als diabetespatiënt loop je een hoger risico om griep op te lopen. In totaal krijg je 15€ terugbetaald voor een beperkt aantal vaccins per kalenderjaar. Het griepvaccin maakt hier deel van uit.
Voor meer informatie hieromtrent kan je altijd terecht bij uw ziekenfonds of op hun website.
VOORDELEN DIABETESPATIËNTEN - LIBERALE MUTUALITEIT
Je bent lid bij de Liberale Mutualiteit. Als diabetespatiënt kan je bij hen van volgende voordelen genieten:
- Diabetici, die zelf glucosebepalingen uitvoeren, krijgen een tussenkomst in de aankoop van glucosestrips, glucosemeter, insuline-injectienaalden, prikpen en lancetten. Deze tussenkomst bedraagt 50 % in de aankoopprijs. Het lidgeld van de diabetesverening wordt volledig terugbetaald. Per jaar wordt tot 150 euro tussenkomst verleend.
- Als diabetespatiënt loop je een hoger risico om griep op te lopen. In totaal krijg je 25€ terugbetaald voor alle mogelijke in België erkende vaccins per kalenderjaar. Het griepvaccin maakt hier deel van uit.
Voor meer informatie hieromtrent, kan je altijd terecht bij uw ziekenfonds of op hun website.
VOORDELEN VOOR DIABETSPATIËNTEN - VLAAMS EN NEUTRAAL ZIEKENFONDS
- Indien je diabetespatiënt bent,heb je recht op een gratis bloedglucosemeter mits een medisch attest.
- Als diabetespatiënt loop je meer risico om griep te krijgen. Het is dus belangrijk om je jaarlijks te laten vaccineren. Je ziekenfonds betaalt 5€ terug.
- Bij inschrijving in een diabetesvereniging wordt per persoon en per kalenderjaar tot 30 euro terugbetaald.
Voor meer informatie hieromtrent, kan je altijd terecht bij je ziekenfond of op hun website.
VOORDELEN VOOR DIABETESPATIËNTEN - DE VOORZORG
Je bent lid bij de Voorzorg. Als diabetespatiënt kan je bij hen van volgende voorzorgen genieten:
- Als diabetespatiënt heb je een hoger risico om griep op te lopen. Het is dus belangrijk dat je je jaarlijks laat vaccineren. In totaal krijg je 25€ terugbetaald voor alle mogelijke in België erkende vaccins per kalenderjaar. Het griepvaccin maakt hier deel van uit.
Voor meer informatie hieromtrent, kan je altijd terecht bij je ziekenfonds of op hun website. Indien je verandert van ziekenfonds, vraag ons dan om je gezondheidswijzer aan te passen.
Lees meer
Lees minder
Tien gouden regels voor diabetici
- Eet gezond en evenwichtig
Een optimale behandeling van de ziekte vereist een evenwichtige en afwisselende voeding. Vermindering van het vetverbruik is voor diabetici des te belangrijker omdat zij een groter risico lopen op aderverkalking. Belangrijk is ook dat je je alcoholverbruik matigt. Alcohol vergroot namelijk de kans op een hypo en alcoholische dranken bevatten vaak veel suiker.
- Beweeg voldoende
Het heeft een enorm gunstig effect op je hart- en bloedvaten en op je bloedsuikerspiegel. Dagelijks een halfuurtje bewegen doet al wonderen.
- Zorg dat u altijd een beetje suiker bij de hand hebt
Bij een hypo is een snelle inname van ‘snelle suikers’ noodzakelijk. Een hypo kan op die manier snel en doeltreffend worden opgevangen.
- Respecteer uw medicatie
Indien je je medicatieschema niet respecteert, vergroot je de kans op het ontstaan van verwikkelingen op korte termijn (hypo/hyper) en op lange termijn (oogschade, nierschade, diabetische voet, aderverkalking).
- Oogcontrole: jaarlijks oogonderzoek
Slecht geregelde diabetes kan op termijn voor oogproblemen zorgen. Het eerste stadium (waarin je zelf nog niets merkt!), kan de oogarts opmerken wanneer hij met een lichtje in het oog kijkt. Vandaar het belang van een jaarlijks oogonderzoek!
- Stop met roken
Roken is zeer schadelijk voor de gezondheid. Dat geldt voor iedereen maar zeker voor diabetespatiënten die sowiezo al gevaar lopen voor onder meer vaatcomplicaties. De combinatie van roken en diabetes is dan ook bijzonder slecht voor de kleine en grote slagaders.
- Niercontrole: jaarlijks urineonderzoek
De nieren kunnen op termijn eveneens worden aangetast als de diabetes niet goed onder controle wordt gehouden. Nieraantasting voel je niet aankomen. Een jaarlijks urineonderzoek kan dit probleem tijdig opsporen.
- Dagelijkse voetcontrole
Voetafwijkingen komen bij diabetici buitengewoon vaak voor. Dagelijks de voeten inspecteren is dan ook zeer belangrijk!
- Laat je jaarlijks vaccineren tegen griep
Diabetici hebben bij griep een verhoogd risico op griepcomplicaties zoals longontsteking. De infectie zorgt er eveneens voor dat je bloedsuikerspiegel minder goed controleerbaar wordt. Diabetici wordt dus aangeraden zich jaarlijks te laten vaccineren tegen griep.
- Mondhygiëne: halfjaarlijks bezoek aan de tandarts
Mensen met diabetes hebben tweemaal zoveel kans op tandvleesaandoeningen als mensen zonder diabetes. Een halfjaarlijks bezoek aan de tandarts is dus aan te raden.
Lees meer
Lees minder
Vlaamse Diabetes Vereniging
De Vlaamse Diabetes Vereniging vzw (VDV) heeft als doel de levenskwaliteit van alle diabetespatiënten te verbeteren.
Zowel mensen met diabetes en hun sociale omgeving als hun zorgverleners maken samen deel uit van de meer dan 20000 leden. Op deze manier bieden ze een brede basis van informatie en komen ze op voor de belangen van mensen met diabetes.
De VDV heeft 26 plaatselijke afdelingen verspreid over heel Vlaanderen.
Ze organiseren infoavonden, ontspannende activiteiten, discussiefora en leveren zelfzorgmateriaal aan voordelige prijzen. Als lid van de VDV ontvang je tweemaandelijks het tijdschrift Diabetes Info.
Je kan ook steeds gratis de diabetes infolijn bellen op het nummer 0800/96333 (dagelijks van 9.00 tot 17.00).
Voor meer informatie kan je op hun website terecht.
Lees meer
Lees minder
Diabetes: tien gouden regels
- Eet gezond en evenwichtig
Een optimale behandeling van de ziekte vereist een evenwichtige en afwisselende voeding. Vermindering van het vetverbruik is voor diabetici des te belangrijker omdat zij een groter risico lopen op aderverkalking. Belangrijk is ook dat je jouw alcoholverbruik matigt. Alcohol vergroot namelijk de kans op een hypo en alcoholische dranken bevatten vaak veel suiker.
- Beweeg voldoende
Het heeft een enorm gunstig effect op je hart- en bloedvaten en op je bloedsuikerspiegel. Dagelijks een halfuurtje bewegen doet al wonderen.
- Zorg dat je altijd een beetje suiker bij de hand hebt
Bij een hypo is een snelle inname van ‘snelle suikers’ noodzakelijk. Een hypo kan op die manier snel en doeltreffend worden opgevangen.
- Respecteer je medicatie
Indien je je medicatieschema niet respecteert, vergroot je de kans op het ontstaan van verwikkelingen op korte termijn (hypo/hyper) en op lange termijn (oogschade, nierschade, diabetische voet, aderverkalking).
- Oogcontrole: jaarlijks oogonderzoek
Slecht geregelde diabetes kan op termijn voor oogproblemen zorgen. Het eerste stadium (waarin je zelf nog niets merkt!), kan de oogarts opmerken wanneer hij met een lichtje in het oog kijkt. Vandaar het belang van een jaarlijks oogonderzoek!
- Stop met roken
Roken is zeer schadelijk voor de gezondheid. Dat geldt voor iedereen maar zeker voor diabetespatiënten die sowiezo al gevaar lopen voor onder meer vaatcomplicaties. De combinatie van roken en diabetes is dan ook bijzonder slecht voor de kleine en grote slagaders.
- Niercontrole: jaarlijks urineonderzoek
De nieren kunnen op termijn eveneens worden aangetast als de diabetes niet goed onder controle wordt gehouden. Nieraantasting voel je niet aankomen. Een jaarlijks urineonderzoek kan dit probleem tijdig opsporen.
- Dagelijkse voetcontrole
Voetafwijkingen komen bij diabetici buitengewoon vaak voor. Dagelijks de voeten inspecteren is dan ook zeer belangrijk!
- Laat u jaarlijks vaccineren tegen griep
Diabetici hebben bij griep een verhoogd risico op griepcomplicaties zoals longontsteking. De infectie zorgt er eveneens voor dat je bloedsuikerspiegel minder goed controleerbaar wordt. Diabetici wordt dus aangeraden zich jaarlijks te laten vaccineren tegen griep.
- Mondhygiëne: halfjaarlijks bezoek aan de tandarts
Mensen met diabetes hebben 2x zoveel kans op tandvleesaandoeningen als mensen zonder diabetes. Een halfjaarlijks bezoek aan de tandarts is dus aan te raden.
Diabetes: voetverzorging
Let bij de dagelijkse voetverzorging op volgende zaken:
- gebruik lauw water (36-37°C), je kan de temperatuur controleren met behulp van een badthermometer → te warm water kan de huid verbranden en een verwonding geven.
- gebruik een washandje en een niet-irriterende zeep → een borstel, touwhandschoen of agressieve producten kunnen de huid verwonden.
- Was de hele voet. Vergeet de ruimte tussen de tenen niet!
- Neem voetbaden van minder dan 5 minuten → langdurige voetbaden (meer dan 5 minuten) maken de gezonde huid zacht en bevorderen het verweken van de huid tussen de tenen en onder de hoornachtige zones.
- Spoel de hele voet af en controleer daarbij goed de temperatuur van het water.
- Droog de HELE voet goed, in het bijzonder tussen de tenen (met een handdoek) → de voeten vochtig laten kan aanleiding geven tot verweking en infectie.
- Knip de nagels recht af en niet te kort, zodat de zijkanten van de nagels niet in de huid groeien.
- Smeer de voeten in zodat de huid niet uitdroogt. Gebruik hiervoor een goede voetencrème die je licht masserend en dun aanbrengt. Breng echter nooit crème aan tussen de tenen en vermijd het gebruik van teveel talk, want dat zou de verweking van de huid kunnen bevorderen.
Als je één van de volgende verschijnselen merkt, meld je dit best bij uw volgend bezoek aan uw arts of podoloog:
- Eeltplekken : deze plekken met een overmaat van verhoorning (vaak onder de voet) drukken op de huid, maken ze breekbaar en bevorderen het woekeren van bacteriën
- Wondjes tussen de tenen: wanneer je een verwonding hebt, moet je deze ontsmetten en beschermen en zo snel mogelijk uw arts consulteren. Ontsmet steeds met een steriel gaasje en een doorzichtig antiseptisch middel.
- Likdoorns: deze zijn gelegen ofwel op de tenen; het ontstaan ervan wordt bevorderd door de wrijving van de tenen tegen de binnenkant van de schoenen, ofwel tussen de tenen (eksterogen).
- Kloven: in deze barsten in het eelt (vaak aan de hielen) kunnen zich makkelijk microben nestelen. Indien je hier last van hebt, gebruik dan nooit instrumenten waarmee je je voeten kan verwonden zoals scheermesjes, raspen, schaartjes, enz. Het gebruik van likdoornzalf wordt ook best vermeden.
- Verkleuring (wit, blauw, rood) of koud aanvoelen van de huid.
- Doof gevoel in de voeten.
- Overgevoeligheid voor lichte druk.
- Een verwonding waar je niets van heeft gevoeld.
- Ongevoeligheid voor warmte of koude.
- Tintelingen of krampen in een voet of been.
- Pijn in de benen tijdens het lopen, die bij het stilstaan weer verdwijnt.
Draag goede schoenen. Een goede schoen dient soepel, licht en van leer te zijn, en dient een anti-slipzool te hebben, die niet te dik is (je moet de grond kunnen voelen). Enkel de zool mag uit een ander materiaal dan leer vervaardigd zijn. Vermijd een te hoge of te lage hak. De schoen mag rond de middenvoet niet knellen, maar ook niet te ruim zitten.
Drie handelingen zijn van essentieel belang voor een goede keuze:
- Als je de schoen op een effen oppervlak plaatst, dan moet de hele hak het oppervlak raken.
- Als de schoen wringt, dan mag de zool niet bewegen.
- Als je de schoen buigt, dan mag de zool niet meebuigen.
Je moet je onmiddellijk comfortabel voelen in je schoenen!
Eénmaal de juiste schoen gekozen, is het ook van belang om je schoenen in een goede staat te houden. Volgende tips kunnen hierbij helpen:
- Poets regelmatig de schoenen om het leer soepel te houden.
- Je dient minstens 2 paar schoenen te hebben, zodat je ze om de andere dag kunt laten rusten en ademen.
- Let op slijtage van de hakken en laat de afgesleten delen vervangen. Vervorming of abnormale slijtage kunnen het gevolg zijn van een loopstoornis.
- Controleer voordat je je schoenen aantrekt op oneffenheden of losse voorwerpen.
Denk eraan om steeds (gepast) schoeisel te dragen, zelf binnenshuis (pantoffels), op het strand (sandalen) of in het zwembad (plastic sandalen).
Diabetes: correct 'zelf meten' van bloedsuiker
Volg volgende tips om een correct resultaat te verkrijgen van je bloedsuikermeter:
- Was vooraf je handen met warm water en laat ze goed drogen. Door de warmte krijg je een betere doorbloeding in de vingertoppen.
- Laat je handen ongeveer een minuut langs je lichaam naar beneden hangen, zodat er extra bloed in stroomt.
- Prik bij voorkeur in je middel- of ringvinger. De wijsvinger en duim gebruik je veel meer en daardoor zal je ook een klein wondje eerder voelen.
- Wrijf met een lichte druk van je handpalm naar de vingertop.
- Prik bij voorkeur aan de zijkant van de vingertop; daar zit het meeste bloed en is de gevoeligheid het kleinst.
- Wacht tot de druppel groot genoeg is en breng deze dan aan. Een te kleine druppel kan een onnauwkeurig meetresultaat veroorzaken.
- Als er teveel of te weinig bloed vrijkomt, kan uw bij de volgende prik de prikdiepte van de prikker aanpassen.
- Let op de houdbaarheidsdatum en de plaats waar je de teststroken bewaart. Sluit telkens de flacon af en bewaar deze in een droge ruimte. Als de teststroken in een flacon zonder deksel een nacht in de badkamer staan, zullen de gemeten resultaten niet langer betrouwbaar zijn.
- Bij elke nieuwe verpakking teststrips moet de meter opnieuw geijkt worden. Dit doe je met de meegeleverde ijkstrip of door het codenummer (op de verpakking van de nieuwe teststrips) te controleren met de waarde die op het afleesscherm van uw meter staat.
Diabetes: op reis
Diabetes hebben betekent niet dat je thuis moet blijven! Er zijn zoveel manieren om comfortabel en gemakkelijk te reizen, dat diabetes geen belemmering hoeft te zijn. Net als mensen met astma of een hartafwijking moet je echter wel voorzorgsmaatregelen treffen. Misschien moet je de controle van je bloedsuiker aanpassen, of je schema voor de maaltijden en insuline, zeker als je tijdzones overschrijdt.
Uiteraard kan je op reis altijd nog op problemen stuiten, hoe goed je je ook voorbereidt. Wat moet je doen als de trein een defect krijgt of het eten in het vliegtuig niet op tijd wordt geserveerd? Volg deze tips voor een voorspoedige reis:
- Zorg voor een schriftelijke verklaring van uje arts, in de aangepaste taal, waarop je medicatie staat en eventuele andere zaken waarmee rekening moet worden gehouden.
- test je bloedsuiker regelmatig
- Spuit je insuline voor het eten pas als je zeker weet dat je iets zult kunnen eten. Neem altijd een vorm van snelwerkende glucose mee (suikerklontjes of glucosetabletten) voor het geval je een lage bloedsuiker hebt. Neem ook altijd een tussendoortje mee met trage suikers, zoals crackers, een droge koek,... .
- Wanneer je verre reizen maakt, krijg je te maken met tijdsverschillen. Gedurende de reisperiode kun je jouw bloedsuiker best bijregelen met kortwerkende insuline en iedere 3 uur je bloedsuiker meten. Wanneer je tijdzones passeert, zet dan onmiddellijk bij aankomst je horloge op lokale tijd en vervolg je insulineschema zoals je thuis gewend was. Bespreek vooraf een schema met je arts en/of diabetesverpleegkundige.
- Hou op reis altijd je medicatie, insuline, injectiemateriaal en benodigdheden voor het testen van je glucose in je handbagage. Zorg er ook voor dat je een identificatiebewijs bij zich heeft, met je naam, de naam en telefoonnummer van je arts en/of verpleegkundige.
- Zorg ervoor dat je eventuele vaccinaties tijdig krijgt, omdat je diabetes er korte tijd ontregeld van kan zijn.
- Neem twee keer zoveel insuline en testmateriaal mee als je denkt nodig te hebben. Op sommige plaatsen is het moeilijk om diabetesmateriaal te vinden.
- Vergeet de extra batterijen niet!
- Bescherm de insuline tegen direct zonlicht en tegen zeer hoge en lage temperaturen. Als je gaat vliegen, hou de voorraad insuline dan bij je en bewaar die niet in de bagage die misschien heel heet of koud wordt (in de bagageruimte van het vliegtuig).
Diabetes: tegemoetkomingen
Diabetespas:
Elke diabetiespatiënt met een Globaal Medisch Dossier kan gratis een diabetespas aanvragen. Het is een minidossier dat door de diabetespatiënt en zijn zorgverleners (de huisarts, de apotheker,de diëtist(e), de podolo(o)g(e) wordt ingevuld. Er is terugbetaling voorzien voor consultaties bij de diëtist(e) en/of de podolo(o)g(e).
Aanvraagformulier en voorwaarden op www.diabetes.be/diabetespas.
Diabetesconventie:
Alle diabetes type 1 en alle diabetes type 2 patiënten met meer dan 2 insulineinspuitingen per dag komen in aanmerking voor de diabetesconventie. Dit is een overeenkomst tussen een ziekenhuis met een gespecialiseerd diabetesteam (internist en gespecialiseerde diabetesverpleegkundigen) en het RIZIV. Het RIZIV stelt fondsen ter beschikking om de diabetespatiënt een goede opleiding (ze noemen dit educatie) te geven alsook gratis teststrips. De educatie bestaat uit het aanleren van insulineinjecties, het correct meten van de bloedsuiker en het leren omgaan met praktische problemen.
Zorgtraject diabetes:
Patiënten die 'diabetes type 2' hebben, maar die toch één of twee insulinespuiten per dag nodig hebben, of waarbij een behandeling met tabletten onvoldoende is en een insulinebehandeling valt te overwegen, komen in aanmerking voor een zorgtraject. Het is een contract tussen diabetespatiënt, de huisarts en de specialist. Gratis zelfzorgmateriaal (bloedglucosemeter, naalden en strips) bij de apotheker, gratis educatie en volledige terugbetaling van raadplegingen bij de huisarts en de specialist zijn voorzien. De voorwaarden en voordelen kan u vinden op www.zorgtraject.be.
Educatie en zelfzorg
Voor het programma ‘Educatie en Zelfzorg’ komen patiënten met diabetes type 2 in aanmerking die een behandeling starten of reeds volgen met inspuitbare incretinemimetica (Byetta, Victoza) of één enkele insuline-injectie per dag. Gratis zelfzorgmateriaal (bloedglucosemeter, strips en lancetten) bij de apotheker is voorzien. Het programma ‘Educatie en Zelfzorg’ kan niet gecombineerd worden met een zorgtraject of de diabetesconventie. Indien nodig kan de patiënt later wel overstappen naar een zorgtraject.
Extra voordelen bij uw mutualiteit:
Naargelang de mutualiteit waarbij je bent aangesloten, kan je als diabtetespatiënt van allerlei voordelen genieten bij de aankoop van een glucosemeter, glucosestrips, het griepvaccin en nog zoveel meer... Voor meer vragen hierover kan je altijd terecht bij je ziekenfonds.
Diabetes: voedingsadvies
Mensen met diabetes moeten op hun voeding letten, omdat het bloedsuiker- en cholestorolgehalte en de bloeddruk niet te hoog mogen zijn. Anders neemt het risico op hart- en vaatziekten toe.
De behandeling van diabetes is daarom niet alleen gericht op de bloedsuikerspiegel, maar ook op de hoeveelheid vetten in het bloed, met name cholesterol. Die waardes moet binnen aanvaardbare grenzen gehouden worden. Ook is het belangrijk dat diabetici op hun gewicht letten, want ook dan neemt het risico op hart- en vaatziekten toe.
Daarom gelden de adviezen om:
- gezond te eten volgens de actieve voedingsdriehoek.
- niet teveel suiker te eten. Het is niet nodig om altijd suikervrije producten te gebruiken, maar wees matig met suiker. Dat helpt je ook om op gewicht te blijven.
- af te vallen als je overgewicht heeft.
- regelmatig iets te eten. Het is belangrijk om 3 maaltijden per dag te nemen en een aantal keren iets tussendoor.
- niet te veel verzadigd vet te eten, anders stijgt je cholestorolgehalte.
- op te letten met de hoeveelheid koolhydraten als je insuline gebruikt. Het is belangrijk om de hoeveelheid koolhydraten goed op elkaar af te stemmen, een diëtist kan hierbij hulp bieden.
- voldoende voedingsvezels te eten uit volkoren graanporducten. Ze hebben een cholesterolverlagend effect en zorgen ervoor dat je bloedsuikergehalte niet te fel stijgt na de maaltijd.
- matig te zijn met alcohol. Alcohol kan het bloedsuikergehalte ontregelen. Door hoge alcoholconsumptie neemt de gevoeligheid van insuline af. Chronisch overmatig alcoholgebruik kan leiden tot diabetes. Het risico op sterven aan diabetes type 2 lijkt kleiner te zijn bij matig alcoholgebruik.
Wie een beroep heeft met veel beweging of lichamelijke inspanningen heeft meer koolhydraten nodig dan iemand met een minder actief leven. Voor een juist gebruik van geneesmiddelen bij diabetes en de hoeveelheid koolhydraten kan u best langsgaan bij een diëtist. De diëtist kan samen met jou een passend voedingsschema opstellen.
Diabetische nefropathie
Het ontstaan van diabetische nefropathie kan vaak voorkomen worden met een gezonde levensstijl. Ook bij beginnende nierschade kan het proces sterk vertraagd worden met enkele leefstijlregels.
- Houd je bloedsuiker strikt onder controle.
- Houd je bloeddruk onder controle.
- Houd je gewicht onder controle.
- Rook niet.
- Beweeg voldoende.
- Kies voor een gezonde en gevarieerde voeding met veel groenten en fruit.
- Wees matig met zout.
- Wees matig met dierlijke eiwitten. De belangrijkste bronnen van dierlijke eiwitten zijn vlees, vis en zuivelproducten.
Diabetes en ramadam
Tijdens de ramadam verandert je eetpatroon grondig. Je eet op andere tijdstippen en je maaltijden zien er anders uit. Bovendien kan j lichaam door het vasten anders gaan reageren op de medicatie die je neemt. Daarnaast kan het overslaan van bepaalde medicatiemomenten en het verschuiven van het moment van inname ernstige gevolgen hebben voor uje gezondheid. Zeker bij mensen met diabetes kan een vastenperiode tot gevaarlijke situaties leiden. Een goede begeleiding is daarom van groot belang.
Omdat de kans op ontregelingen groot is, wordt vasten afgeraden bij:
- het gebruik van insuline;
- zwangerschapsdiabetes;
- diabetes die slecht geregeld is;
- diabetes met ernstige complicaties zoals hart- en vaatziekten;
- ouderen met diabetes.
Indien je wil vasten, volg je best onderstaande adviezen:
- Bespreek vooraf je medicatiegebruik met uw arts. Je arts zal eventueel een aangepast medicatieschema opstellen. Volg dit strikt.
- Pas je medicatie nooit op eigen houtje aan. Sla geen medicatiemomenten over of verschuif het moment van inname niet zonder het advies van je arts in te winnen.
- Controleer, zeker in de eerste week van de ramadam, je bloedsuiker op regelmatige tijdstippen. Bijvoorbeeld voor het ontbijt, twee uur na het ontbijt, bij het middaggebed, voor het avondeten en voor het slapen gaan. Houd je bloedsuikerwaarden goed bij en maak na enkele dagen een afspraak bij uw arts. Deze kan dan oordelen of er verdere aanpassingen nodig zijn.
- Houd ook tijdens het vasten een gezond voedingspatroon aan. Neem bij elke maaltijd vezels en kies voor koolhydraten die traag worden opgenomen (volkoren producten).
- Wacht bij het innemen van bloedsuikerverlagende geneesmiddelen na zonsondergang 30 minuten vooraleer het eten van suikerrijke voeding.
- Vermijd erg koolhydraatrijke maaltijden tijdens de iftar. Zo vermijd je een te hoge bloedsuiker tijdens de nacht.
- Controleer onmiddellijk je bloedsuiker wanneer je je onwel voelt. Bij een te lage bloedsuiker moet het vasten onderbroken worden.
- Zorg ervoor dat je steeds snelle suikers (druivensuiker, frisdrank) bij de hand hebt in geval van een hypo.
- Tijdens het Suikerfeest wordt er veel koolhydraatrijk voedsel gegeten. Hierdoor kan het nodig zijn om je medicatie aan te passen. Bespreek dit vooraf met je arts.
- Na de ramadam kan je jouw oude medicatieschema hervatten.
Diabetes: prikangst
Bij diabetes moet de bloedglucose regelmatig getest worden. Daarnaast moeten veel diabetespatiënten insuline spuiten. Iemand met diabetes type 1 heeft vier tot vijf insuline-injecties per dag nodig. Prikangst kan dan een grote belemmering zijn.
Voor volwassen diabetespatiënten is het belangrijk om hierover te praten met het behandelend diabetesteam. Kinderen zullen niet altijd over hun prikangst praten. Bepaalde gedragingen kunnen een signaal zijn van prikangst. Deze gedragingen kunnen verschillen afhankelijk van de leeftijd.
- Jonge kinderen:
- moeilijk in- of doorslapen;
- huilen, roepen, boosheid;
- gespannen spieren, rusteloosheid, prikkelbaarheid;
- hard of zacht praten;
- weinig spelen;
- slechter presteren op school.
- Jongeren:
- tijdstip van spuiten uitstellen;
- aantal injecties willen verminderen;
- aarzelen om de naald in te brengen;
- misselijkheid, duizeligheid;
- prikkelbaarheid, ongeduldig zijn;
- slechter presteren op school;
- zich moeilijk kunnen concentreren.
De beste manier om met prikangst om te gaan is erover te praten. Door over uw prikangst te praten, kan er gezocht worden naar een aanpak die het meest aangewezen is in uw situatie. Hieronder volgen enkele tips om met prikangst bij kinderen om te gaan.
- Leg kinderen, ook erg jonge kinderen, uit wat er moet gebeuren en waarom. Er zijn boeken beschikbaar over diabetes in kindertaal. Hierin wordt bijvoorbeeld uitgelegd hoe de dokter een spuitje geeft. Laat je kind zelf eens een spuitje geven bij een knuffelbeer.
- Zoek een manier om je kind af te leiden. Zing een liedje, zet de tv aan, ga een gesprek aan over school, enz.
- Geef je kind het gevoel controle te hebben over zijn of haar lichaam en wat ermee gebeurt. Laat je kind bijvoorbeeld kiezen welke ouder de injectie mag zetten, waar de injectie gegeven zal worden (zetel, keuken,...). Je kind zal zich zo meer betrokken voelen in de zelfzorg. Let er wel op dat eens je kind keuzes heeft gemaakt, deze ook consequent worden toegepast. Zo vermijd je dat je kind er een 'spelletje' van maakt.
- Blijf zelf rustig. Maak je niet boos of druk je teleurstelling niet uit. Zo vergroot je enkel de spanning en neemt de kans toe op pijnlijke inspuitingen.
- Wanneer je zelf angstig of gespannen bent, zal je dit gevoel overdragen op je kind. Probeer zelf het goede voorbeeld te stellen. Indien je zelf ernstige prikangst hebt, kan je hiervoor best hulp zoeken.
Bij ernstige prikangst is professionele hulp aangewezen. Er zijn verschillende therapievormen om met deze angst te leren omgaan.
Instructies voor juist insulinegebruik
Enkele instructies voor juist insulinegebruik:
- Bewaring: ongeopende verpakkingen van insuline kan je ten minste drie jaar bewaren als je ze op een koele plaats (tussen 2 en 8°C) legt. Voor alle insulines geldt dat ze niet mogen bevriezen. Wanneer een cartouche in een pen is gebracht, kan je deze tot 4 weken erna gebruiken en bewaren op kamertemperatuur. Een insulinepreparaat dat in gebruik is, leg je zelfs beter niet telkens opnieuw in de koelkast. Zo vermijd je temperatuurschommelingen.
- Toediening: insuline moet je subcutaan (= onder de huid) toedienen in je arm, been, bil of buik. Sommige insulinevormen zijn troebel van uitzicht. Bij deze moet je de flacon of pen ten minste 10 maal zwenken voor inspuiting. Als je dit niet doet zal er een groot verschil zijn in effect tussen de eerste en de laatste milliliters van de gebruikte flacon. Bij de inspuiting moet je na volledig indrukken van de spuit 5 tot 10 seconden wachten voordat je de naald terugtrekt. Zo ben je zeker dat je alle eenheden heb ingespoten.
- Wisselen van injectieplaats: voor het toedienen van insuline kan je beter telkens een nieuwe injectieplaats kiezen. Ontsmetten van de injectieplaats met een ontsmettingsmiddel is niet nodig. Insuline is steriel bereid en heeft zelf op zich reeds een ontsmettende werking.
- Naaldlengte: de huiddikte van de buik, armen en benen varieert, hierdoor kan het nuttig zijn dat je de lengte van de gebruikte naald aanpast. Deze kan je bepalen door in het spuitgebied een losse huidplooi tussen je duim en vinger te nemen en de dikte ervan te beoordelen. Meestal worden naaldjes van 8 mm gebruikt. Als je naaldjes van 6 mm gebruikt moet je er extra op letten om goed loodrecht op de huid in te spuiten.
- Naalddikte: tegenwoordig zijn alle naaldjes behoorlijk fijn waardoor praktisch pijnloos insuline kan worden toegediend.
- Wisselen van de naald: er wordt aanbevolen voor iedere inspuiting een nieuwe naald te gebruiken. Maar bij meerdere inspuitingen per dag is het gebruik van één naald per dag geen probleem.
Gezonde levensstijl
De kans op een hart- en vaataandoeningen wordt verhoogd door een aantal risicofactoren. Op factoren zoals leeftijd, geslacht en erfelijkheid heeft u geen invloed. Andere risicofactoren kun je wel beïnvloeden via gezonde levensstijl. Concrete maatregelen zijn:
- Stop met roken. Bepaalde stoffen in sigarettenrook beschadigen de binnenwand van de bloedvaten, wat kan leiden tot atherosclerose. Roken verhoogt daarnaast de bloeddruk en heeft een ongunstig effect op het cholesterolgehalte.
- Indien je te zwaar bent, probeer dan af te vallen. Overgewicht heeft een schadelijk effect op de bloedvaten aangezien het vaak samengaat met een te hoge bloeddruk, een te hoog cholesterolgehalte en diabetes.
- Zorg voor voldoende lichaamsbeweging. Probeer minstens dertig minuten per dag te bewegen. Ga bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen,… . Beweging verlaagt het gewicht en het cholesterolgehalte en heeft een gunstige invloed op de bloeddruk.
- Een hoge bloeddruk verhoogt de kans op een scheurtje in de wand van het bloedvat en vormt zo een grote risicofactor voor hart- en vaataandoeningen. Laat je bloeddruk regelmatige controleren. Wanneer er medicatie wordt voorgeschreven voor een hoge bloeddruk, neem deze dan stipt in.
- Overmatig cholesterol zet zich vast op de binnenkant van de bloedvaten (vorming plaques). Laat het cholesterolgehalte in je bloed controleren. Wanneer er medicatie wordt voorgeschreven voor een hoge cholesterol, neem deze dan stipt in.
- Heb je diabetes, zorg er dan voor dat je je bloedsuiker onder controle houdt. Een ontregeling van de bloedsuiker, leidt op termijn tot beschadiging van de bloedvaten.
- Vermijd stress. Stress verhoogt de kans op hart- en vaataandoeningen.
- Zorg voor een gezonde en gevarieerde voeding. Dit wil zeggen:
- Eet minstens 200g groenten en 2 tot 3 stukken fruit per dag.
- Eet voldoende vezels uit volkoren brood, volkoren pasta, bruine rijst, haver, ongesuikerde muesli, groenten, fruit,….
- Beperk de inname van verzadigde vetten zoals in vet vlees, vette vleeswaren, volle zuivelproducten, koekjes, chocolade, zoute snacks, harde margarine, gefrituurde etenswaren,… .
- Vermijd producten met veel cholesterol zoals eidooiers (maximum 2 per week), orgaanvlees (lever, nieren) en schaal- en schelpdieren (garnalen, mosselen,..).
- Zet 2x per week vis op het menu en kies daarbij 1x voor vette vis (zalm, makreel, haring, sardienen,…).
- Wees matig met zout.
- Drink niet meer dan 2 glazen alcohol per dag.
Gezonde voeding
Eet gezond. Enkele algemene regels:
- Zorg voor regelmaat:
- Eet op regelmatige tijdstippen;
- Sla geen maaltijden over;
- Neem 3 hoofdmaaltijden en eventueel twee tot drie tussendoortjes.
- Eet gevarieerd.
- Beperk vette en suikerrijke voeding.
- Eet minstens 200g groenten en 2 tot 3 stukken fruit per dag.
- Eet voldoende vezels uit volkoren brood, volkoren pasta, bruine rijst, haver, ongesuikerde muesli, groenten, fruit,… . Vezels hebben een cholesterolverlangend effect.
- Wees matig met zout.
- Drink niet meer dan 2 glazen alcohol per dag.
Hieronder enkele concrete adviezen
Dranken
- Drink 1,5l tot 2l per dag. Bij voorkeur water.
- Vermijd frisdranken. Deze bevatten erg veel suiker. Teveel suiker leidt tot een verhoging van triglyceriden en zo ook tot een te hoge cholesterol.
Granen en zetmeelhoudende producten
- Eet bij voorkeur volle granen zoals in volkoren brood, volkoren pasta, bruine rijst, haver, ongesuikerde muesli, …
- Vermijd croissants, koffiekoeken, rozijnenbrood, sandwiches,…. Deze bevatten veel vetten en suikers en leveren nagenoeg geen voedingsstoffen.
- Gekookte aardappelen hebben de voorkeur.
- Bereid aardappelpuree enkel met melk, gebruik geen boter of eieren.
- Vermijd vette aardappelbereidingen zoals frieten, kroketten, gratin,…
Groenten en fruit
- Groenten en fruit zijn rijk aan vezels. Eet minstens 200g groenten en twee tot drie stukken fruit per dag.
- Diepvriesgroenten zijn even gezond als verse groenten. Vermijd echter diepvriesgroenten bereid in saus.
- Groenten uit blik zijn een gezond en snel alternatief bij tijdsgebrek. Ze bevatten echter erg veel zout. Gebruik met mate.
- Er bestaan veel verschillende soorten groenten en fruit. Variëren is de boodschap!
- Vermijd fruit op siroop. Blikfruit in eigen sap kan wel.
Vlees, vis en eieren
Kies voor mager vlees, zoals
- gevogelte (zonder vel): kip, kalkoen, struisvogel, wilde eend,....
- kalf, rund.
- puur rundsgehakt.
- paard.
- wild (konijn, haas, hert, ree, everzwijn).
- mager varkensvlees (haasje, mignonette, gebraad),
- mager lamsvlees (bout, filet).
- Magere vleeswaren zoals kippenwit, kalkoenham, ontvette ham, rosbief, filet d’anvers, paardenrookvlees, filet de sax, gebraad.
Vermijd vet vlees zoals:
- vet varkensvlees (spieringkotelet, spek, ribbetjes).
- gehakt (gemengd, varken, gevogelte).
- lamsschouder.
- schapenvlees.
- orgaanvlees (lever, zwezerik, tong).
- kant- en klare vleesgerechten.
- gepaneerde vleessoorten.
- vette vleeswaren (salami, boterhamworst, paté, bereide salades).
Vis is rijk aan onverzadigde vetten. Vette vis is rijk aan omega 3 vetzuren, die een gunstig effect hebben op de cholesterol.
- Eet twee tot drie maal per week vis, waarvan minstens één keer vette vis.
- Mager: kabeljauw, schelvis, wijting tong, zeebaars, pladijs, zeewolf,… .
- Vette vis: haring, zalm, sardienen, ansjovis,... .
- Vermijd gefrituurde of gepaneerde vis.
- Schaal- en schelpdieren (garnalen, krab, mosselen,…) bevatten veel cholesterol. Beperk tot één maal per veertien dagen.
Eet niet meer dan twee eidooiers per week. Dit geldt voor alle bereidingen met eieren, dus ook pannenkoeken, gebak, mayonaise,… Je kunt een omelet ook bereiden met één eidooier en twee of drie eiwitten.
Zuivelproducten
- Kies voor magere of halfvolle melk.
- Vermijd producten met volle melk, verse room, vette kaas of yoghurt.
- Kies voor magere of halfvolle yoghurt of platte kaas.
- Vermijd vette kaassoorten (48+). Magere kaassoorten hebben een vetgehalte van maximaal 30+.
- Vermijd kant- en klare desserten op basis van melk (pudding, ijs, mousses,…).
Vetten
Belangrijker dan de totale vetinname is de kwaliteit van vetten.
- Beperk de inname van verzadigd vet en kies voor voedingsmiddelen die rijk zijn aan onverzadigde vetten (plantaardige olie, vette vis, noten, zaden).
- Verkies een plantaardige olie boven boter of margarine. .
- Er zijn speciale margarines met plantensterolen op de markt. Deze hebben mogelijk een gunstig effect bij personen met een hoge cholesterol omdat ze de opname van cholesterol ter hoogte van de darm verlagen. Indien je al cholesterolverlagende medicatie gebruikt, bespreek dan het gebruik van dergelijk margarines eerst met je arts.
- Kies zoveel mogelijk voor gezonde bereidingswijzen zoals stomen, koken, grillen, braden,… .
- Vermijd transvetten (koekjes, fastfood, chips, gebak,…).
- Beperk zoveel mogelijk het gebruik van sauzen.
Tussendoortjes
- Eet maximaal twee tot drie tussendoortjes per dag.
- Kies voor caloriearme tussendoortjes zoals vers fruit, mager zuivelproducten, een droge koek, crackers, rijstwafel,… .
- Gebruik zoetstof in plaats van suiker (bijvoorbeeld aspartaam, stevia, tagatesse,… ).
Alcohol:
Drink maximaal twee glazen alcohol per dag.
Lees minder
Lees meer
Diabetes
|
inleiding - wat is DB - soorten - behandeling |
|
|
inleiding - algemene info - gezonde voeding - belang van koolhydraten, vetten en eiwitten - zout - dranken - hypo - zoetmiddelen - diabetesproducten - koolhydraatruilwaardenlijst |
|
Lees minder
Lees meer
Diabetes
|
diabetes achtergrondinformatie - meer dan een zaak van suiker - aanpassing van de levensstijl - zelfzorg - leven met diabetes
|
|
|
hulp voor jou - werking voor jou - over diabetes - over de diabetes liga - doelstellingen
|
|
|
info - onderzoek - nieuws - contact - forum
|
|
|
0800/96 333 of infolijn@diabetes.be
|
|
Lees minder
Lees meer